Schriftlezingen: Psalm 62: 1 – 9
Openbaring 2: 18 – 29
Thema: Thyatira
Broeder en zuster in de Heer,
Als u de brieven aan de zeven gemeentes van het boek ‘Openbaring’ leest, en u legt dat open naast de evangeliën, dan zult u misschien merken dat daar een gelijke spreektoon in zit. Voor de prediking nemen wij de brief aan Thyatira, de vierde van de zeven brieven uit het boek Openbaring.
Deze zeven gemeentes liggen alle ten westen van Turkije, op enkele tientallen kilometers van de Egeïsche Zee.
Het stadje Thyatira, dat nu Akhisar heet, was niet echt belangrijk wat bevolking, ligging of industrie betrof, het was geen ‘metropool’.
Maar toch was daar een jonge, actieve groep christenen, die een bloeiperiode kende, en aan wie, tot haar eigen heil, en ook tot ons heil, door de apostel Johannes vanuit zijn verbanning op het eiland Patmos, een heel indringende bief geschreven werd.
Van het stadje Thyatira zijn een paar dingen gekend:
- Het stadje leefde hoofdzakelijk van de purperindustrie. Uit purperslakken haalde men het ‘purper’, grondstof voor de verfindustrie.
En weefsel dat met deze verf behandeld werd, noemde men dan ‘purper’.
Vandaar de benaming ‘roodpurperen’ en ‘blauwpurperen’ mantels… Deze
waren heel kostbaar.
- De bedrijvigheid in de stad bracht met zich mee dat daar veel beroepsgilden en verkoopsgilden en coöperatieven waren. Wilde men in Thyatira goed zakendoen, of ene goed leven opbouwen, dan moest men wel bij zo’n gilde aangesloten zijn, anders was dat schier onmogelijk.
En zo was het voor die gilden alleen maar zaak om controle te hebben over heel het handels- en beroepsgebeuren…
Christen hadden het in Thyatira wel moeilijk, omdat binnen die gilden afgoderij en onzedelijkheid vrijwel algemeen goed waren.
In Thyatira was bijvoorbeeld een tempel van waarzeggers, een cultus waarvan de kopgangers nogal veel invloed hadden in de stad.
Deze en andere cultussen stonden veelal onder leiding van een priesteres.
Waarom vertel ik u dit allemaal?
Om u een schets mee te geven van de toestand, toestand van geest of de gesteldheid in de stad, waar die christengroep, of die ‘gemeente van Jezus Christus’ haar bestaan moest hebben. En vooral: waar die christengroep voortdurend waakzaam moest zijn.
De Christengemeente in Thyatira had een merkwaardige, opmerkelijke tweespalt: wat goed was, was zeer goed (een goede werking omdat er liefde was, en dienstbetoon, en geloof, en volharding, dat had groei en bloei teweeggebracht.
Maar Thyatira had ook een heel duistere kant: vrouwe Izebel, zo wordt zij genoemd, kon haar gang gaan, ‘lerende’ en ‘verleidende’…
Zo zal Jezus zich op twee heel verschillende manieren voorstellen: en dat is 1: uiterst vredelievend, en 2: zeer scherp vermanend.
‘Dit zegt de Zoon Gods’: Ontzagwekkend is dat. Terzelfdertijd geeft die manier van zich aandienen zeer diepe vrede: Gods Zoon, die voor ons -persoonlijk- Zichzelf en Zijn leven gegeven heeft, spreekt tot ons. Hij noemt de inzet van de gemeente, en dat is die naar de gemeente toe, een grote lofprijzing. Liefde, volharding, gebedsgeest: dat zijn dingen die iedere christengemeente sieren, en die alleen maar kunnen resulteren in geestelijke groei.
Kijkt u even naar het eerste boek in de brief Openbaring: Efeze, dat aan haar ‘eerste liefde’ verzaakte. Christus bidt opdat daar een ‘keer’ in zou komen, een ommekeer. En Christus bidt om dat haastiglijk te doen…
Zo niet bent u verloren. Liefde is wezenlijk een deel van de bestaanszin van e gemeente.
Broeder en zuster, hoeveel te meer zijn wij gezegend, als de Zaligmaker ons zegt dat in deze onze laatste werken meer zijn dan onze eerste! Hij is voor ons gestorven, opdat wij, die leven, niet meer onszelf zouden leven, maar met Hem, die voor ons gestorven en opgewekt is, mogen wij ons één weten!
De tweede manier waarop Jezus zich voorstelt, is minder aangenaam, scherp en vermanend: ‘… die ogen heeft als een vuurvlam en zijn voeten zijn als koperbrons…”
Vonkende of vlammende ogen verraden boosheid. Ze vertellen ons dat er dingen zijn die er niet thuishoren, foute dingen. Ogen als een vuurvlam, doorlichten alles, doorlichten het karakter en de motivaties van iemand tot in de puntjes…
Hij doorgrondt, hij doorziet, hij doorzoekt, wij kunnen geen verstoppertje spelen.
Hij zegt: ‘Ik weet uw werken’.
Thyatira werd verweten dat het, spijts zijn kwaliteiten van liefde en dienstbetoon, een zekere lakse houding aan nam en toeliet dat een profetes Izebel ‘leerde’, dit wil zeggen: ‘schriftstudie’ gaf.
Was haar lering niet allesbehalve de weg van het kruis tonen? En vanwaar kreeg zij de hoedanigheid van profetes?
Wellicht niet in de gemeente zelf. Misschien had één of andere groep waarzeggers uit de stad, zoals er daar vele waren, haar in de gemeente geïnfiltreerd, om zo invloed en controle op en over de christengemeente te krijgen, om verslag uit te brengen, en om daar afgoderij en seksuele onreinheid met het christelijke geloof te verenigen…
Het verhaal doet mij denken aan een interview dat ik eens op tv heb gezien, een tijd geleden. Het interview ging over ‘geloofsaanvechtingen in crisistijd’. Een al wat oudere man, die zeer onder de doctrine van Nazi-Duitsland had geleden, zei: ‘Niet degenen die het geloof rechtstreeks en brutaal bekampen waren zo gevaarlijk. Wel gevaarlijk waren degenen die het hakenkruis met het kruis van Christus wilden verenigen.’
De ouderlingenraad van de gemeente te Thyatira handelde tegenover die infiltratie niet met de nodige kracht of met de nodige verantwoordelijkheid.
Waaraan u ziet: voor het gemeenteleven is soms veel gebed nodig om oplettend en waakzaam te blijven. Maar vrouwe Izebel kon begaan. Zij tolereerde, zij leerde, zij verleidde, en gaf de vorst van de duisternis alle ruimte om onheil aan te richten.
Gemeente, wij mogen in ons leven de verleider geen ruimte geven. ‘Ja zeggen tegen de Verlosser, die ons vrijgekocht heeft, en tegelijkertijd één of andere kwade gewoonte niet willen afleggen…
‘Zonde’, dat is diepe nood voor Gods kinderen.
De betekenis van de naam ‘Izebel’ is onbekend. Wel weten wij dat koning Achab, koning van Israël, trouwde met een zekere Izebel, dochter van de koning van Sidon. En op die manier kreeg Izebel greep op het koningschap van Achab. En met haar werd heel Israël doordrongen door de Baäl-culturen, Israël viel zwaar in de afgoderij…
Iets gelijkaardigs gebeurde in de nog jonge gemeente te Thyatira. De naam Izebel werd, al dan niet symbolisch, opnieuw gebruikt omwille van de onreine en afgodische inslag van haar leer.
Het is zeer opvallend dat Jezus hier niet direct een einde stelt aan die wantoestand.
‘Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren…’
In ons achterhoofd kan de vraag opduiken: ‘Hoe lang nog?’ ‘… maar zij wil zich niet bekeren…’, ‘zie, ik werp haar op het ziekbed en hen die met haar overspel bedrijven, breng ik in grote verdrukking’.
Broeder en zuster, de Heer spreekt aan.
De Heer worde om zijn lankmoedigheid geprezen.
De heer geeft nog altijd, en telkens opnieuw, nieuwe kansen, opdat de mens zich van zijn verkeerd gelopen wegen zou overtuigen of laten overtuigen, te belijden, te bidden: ‘Ja, Heer, met Uw hulp wil ik het voortaan GOED doen.’
Nog belangrijk is dat dor Gods persoonlijk ingrijpen, de werken van Izebel, en de gevolgen ervan beperkt blijven. Zo mogen wij vers 23 begrijpen.
Men zoekt er nogal eens naar welke tijdspanne in de kerkgeschiedenis de brieven uit Openbaring beogen: over welke tijd schrijft de Thyatira-brief?
Deze zou te plaatsen zijn in de donkere Middeleeuwen, een rumoerige en bewogen tijd. U weet wel: de tijd van de kruistochten, inquisitie (geloofsvervolging) en brandstapels, godsdienstoorlogen en zware epidemieën.
En Izebel zou de toenmalig verziekte toestand in de kerk weergeven.
Maar er is meer!!
De Thyatira-brief heeft ook aan de christenen van onze tijd veel te zeggen. Er staat geschreven over ‘de diepten des satans leren kennen’. Is er ooit een tijd geweest waarin de verleider zo algemeen werkzaam was? Of waar zijn werken zoveel diepgang hadden als de dagen van ons en van onze ouders? ‘Diepten des satans’: nu gebeuren er dingen die amper 100 jaar geleden nog voor onmogelijk werden gehouden:
Denk aan de toenemende wetsverachting, met als gevolg het verkillen van de liefde.
Denk aan de Jodenvervolging en aan de wijdverspreide idee dat het Jodendom, dat het Godsvolk, bekampt moet worden, vernietigd moet worden.
Denk aan die eigenzinnige en hoogmoedige ‘greep’ die de mens op het leven wil hebben, en hem over het ongeboren leven doet beslissen. Inderdaad, ik spreek hier over het doden van ongeboren leven…
Denk aan de aangevoelde dreiging die velen voelen, de angst, de onzekerheid, de hectische maar zinloze haast waarmee men door het leven gejaagd wordt…
Is de onvrede die daaruit voortkomt, die daar het gevolg van is, niet verschrikkelijk? Zijn dat geen ‘diepten des satans’?
Volledig eigentijd, de Thyatira-brief spreekt ervan.
Gemeente, God heeft ons geschapen met een vrije wil. Wij kunnen ‘ja’ zeggen tot de Zoon van God, ‘ja’ zeggen tot Jezus Christus, die Hij gezonden heeft. Wij kunnen ook ‘neen’ zeggen en Hem van ons afduwen. En wij kunnen daarin zelf kiezen.
Ik denk, gemeente, als wij die Thyatira-brief lezen, wij als door een geestelijke storm gaan.
Er komt van alles op ons af: Izebel, of het kwaad dat in de gemeente komt, verkeerde wegen die aangeleerd maar niet weersproken worden… secularisatie (verwereldlijking)
Maar dan ook Gods handelen, met geduld en lankmoedigheid.
Ik ben overtuigd, gemeente, dat God ons deze brief met heel veel liefde en bekommernis gegeven heeft. Ik denk dat deze brief ons vandaag zeer aanspoort om waakzaam te zijn, om niet de duistere weg van Thyatira te bewandelen…
Denk even aan het verhaal van de verloren zoon. De vader was diepbedroefd, maar hij heeft zijn zoon niet tegengehouden. De jongste zoon, die kennis wilde nemen van goed en kwaad (net als het eerste mensenpaar), die kennis wilde nemen van de wereld, van zijn eigen mogelijkheden, moest de consequentie van zijn eigen keuze ondervinden: armoede op elk gebied… En hij is naar zijn vader teruggekeerd…
De God van liefde is verder gegaan.
Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon niet gespaard, en Deze is ons tot redding geworden.
Hij legde Zijn majesteit af en kwam in nederigheid onder de mensen.
Hij stierf de kruisdood.
De gemeente Thyatira laat ons heel donkere bladzijden zien. Maar weet dat die bladzijden eens voorgoed gedicht zullen worden, voorgoed omgedraaid.
Het zou onvolledig en onjuist zijn als wij hier de geweldige beloften achterwege zouden laten die de Here doet aan ernstige zoekers, aan zij die Gods woord in hun hart dragen. Zij die de uitspraken rond dat Izebel-syndroom ernstig nemen.
Wat een verzekering, en wat een bemoediging!
‘Ik leg u geen andere last op’
Wijst Jezus hiermee niet op de verantwoordelijkheid in de gemeente? Bij het uitbannen van de leer van Izebel en van andere heidense gebruiken?
Anderzijds drukt Jezus ons op het hart om te volharden, om vol te houden, want Zijn redding komt!! Dat wil zeggen: zijn komst genaakt, de redding is nabij!
Een drenkeling houdt zich vast aan een stuk hout, maar hij voelt zijn krachten minderen. De golven dreigen hem los te rukken.
Wat zal hij doen als hij weet dat redding niet veraf is?
Hij zal volharden, hij zal zich des te vaster aan dat hout vasthouden.
Waarom? Omdat zijn leven ervan af hangt.
En dat is waar Jezus op aanstuurt bij de gemeente te Thyatira.
Een christen zal volharden, om zich aan de Rots vast te klemmen, de Rots, die Jezus Christus is.
Jezus houdt u vast. U zijt één met Hem, deelhebbende aan Zijn lichaam en bloed, deelhebbende aan Zijn heerlijkheid.
Zijn liefde is daartoe de drijfveer.
Nog en grote belofte is dat aan de gelovige heerschappij toegewezen wordt over de heidenen.
Hoe ver-strekkend zal dat zijn?
Hoe groot deze heerlijkheid zal zijn, mét Jezus Christus te zijn, en met de morgenster, door Hel gegeven…
Als wij willen uitdiepen wat achter het woord ‘morgenster’ steekt, dan komen wij tot het inzicht dat het de samenbundeling is van het licht, van de liefde, en van de wijsheid van Jezus Christus.
Gemeente, ons doorgronden of ons beseffen is nooit ten volle.
Wel kunnen wij ons over de heerlijke bemoediging van Paulus bezinnen. En verheugen.
Want:
‘Wat geen oog heeft gezien
En geen oor heeft gehoord,
En wat in geen mensenhart is opgekomen:
Dat is al wat God heeft bereid
Voor diegenen die Hem liefhebben.’
Amen.