Markus 6 (2)

Schriftlezingen: Psalm 5

Marcus 6: 30-34

Johannes 18: 1-11

Thema: De Goede Herder/ Getshemané


Tegenwoordig moet ieder gerenommeerd staatsburger rekening houden met filefestijn als hij zich op een waardige manier wil verplaatsen. Als u daaraan deelneemt, en u hebt het geluk u op één meter van de tegenfile te bevinden, dan moet u even de gezichtsuitdrukkingen bekijken van uw collega-filerijders.

Kijkt u eens naar het verbeten gezicht van iemand die een bergbeklimmersprestatie aan het leveren is.

Of in het wachtlokaal van de huisarts in griepperiodes: kijkt u even naar de mensen die op hun ‘beurt’ zitten te wachten.

Het strand aan zee: kijkt hoe iedereen een paar vierkante meter voor zich afzondert, of afgezonderd heeft, en wil gaan zonnebaden.

Dergelijke toestanden kunnen ons wel eens doen bezinnen. En plotseling kan dan het besef ons overvallen van een ontzettende nood, niet direct materiaal, maar wel geestelijk, en individueel.

Als Christen kan u dat overvallen, niet?

Of vergeten wij niet heel dikwijls dat de medemans, van welk volk of kleur of taal hij ook is, een stukje van de schepping van God is? En waar God, voor ieder apart, Zijn eigen bedoeling mee heeft?

Gaat er dan niet door ons een rilling, een aandrang, om die mensen in kennis te brengen van het begeerlijke, het heuglijke, dat ieder Christen bezit?

De filerijder: leeft die niet op een eilandje? Een eilandje van gedachten waarin hij is verzonken?

En de bergbeklimmer: is deze niet vereenzaamd, omdat een publiek voortdurend prestatie van hem verwacht? Leeft hij niet p een eiland, spijts de aanmoedigingen en spijts het goede verzorgingsteam dat hij achter zich heeft?

En dan die zonnebaders: onder de gevaarlijke weldadigheid van de zonnestalen, en in een schijnzorgeloosheid bevinden ze zich op enkele passen van mede-zonnebaders, en zij wisselen geen woord…

Samenhang tussen de mensen: waar is deze te vinden?

Leven wij niet in de eeuw van onverschilligheid? Mensen schuiven langs elkaar heen zonder elkaar aan te raken, zonder elkaar te ontmoeten. Daar heb je het: onverschilligheid. En dat terwijl Jezus vroeg oog te hebben voor de nood onder de mensen. Meer nog, Hij beval ons: ‘Zijt niemand iets schuldig dan mekaar lief te hebben.’ Jezus vroeg ons, die Hij met grote liefde omringt, drager en uitstraling te zijn van Zijn liefde, naar de onverschillige wereld toe.

Als wij naar het gezicht van de bergbeklimmer of van de filerijder, automobilist, kijken, is het helemaal niet ongehoord om ons, als Christen, af te vragen:

Wat? Relaties met God of alleen met mensen?

Wat gaat er schuil achter dat gezicht?

Wat bezielt hen?

Waar zijn al die mensen in gedachten mee bezig?

Wat zijn hun zorgen?

Welk verdriet dragen zij met zich mee?

Wie bekommert zich om hen in een wereld waarin je leert alleen maar voor jezelf op te komen?

Wie bekommert zich om hen die in de marginaliteit geduwd zijn, die in plaats van assertief een klein beetje agressief geworden zijn?

Dat, mijn broeder en zuster, zijn vragen die wij ons, indachtig wat Jezus ons op ’t hart drukt, wel eens moeten stellen.

Iedereen heeft behoefte aan veiligheid, geborgenheid, troost. Iedereen, van hoog tot laag, van koningskind tot bedelaar, bouwt rond zich een veiligheidszone (een machtswellusteling schakelt iedereen uit die daar te ver wil indringen), zal zich een imago opbouwen om zichzelf te bevestigen (maar eigenlijk is dat een ‘veiligheidsdaad’), zal voor zichzelf een aantal wetten bouwen, naast de Goddelijke wetgeving, volgens welke hij het goed zal menen te hebben.

Is ook dàt niet een ‘zich veiligstellen’?

Broeder en zuster, wijzen al die verdedigingssystemen niet erop dat de mens zijn leven in eigen handen neemt?

En, zijn eigen leven in handen nemen: is dat niet God van de troon werpen? Hem vervangen door onze eigen heiligschennende gestalte?

Veiligheid, zich veilig stellen zonder God.

Vluchtreactie kan ook een veiligheidsmaatregel zijn.

‘Duikt in vermaak, doe je ogen dicht voor alles, en vermaakt u…’

Goethe zei het zeer kenmerkend: ‘Zij razen als door boze geesten gedreven, en zij noemen het vreugde.’

Gemeente, dat zijn toestanden die wij zeker niet mogen veralgemenen, maar die wij als christenen wel mogen zien, wel mogen herkennen. Het zijn toestanden die mede gecreëerd werden door de evoluerende beschaving en door leefgewoontes waar de enkeling, en waar zelfs de christen zich moeilijk boven kan plaatsen. Toestanden die, aldus Gods Woord, alleen kunnen uitmonden in een algehele waanzin, als men geen rekening houdt met een liefdevolle God.

God kent deze toestanden. Mensenkinderen zijn Zijn maaksel. God weet, dat als een mens zijn God niet wil kennen, hij alleen maar wind najaagt, en zijn levensinzet op niets zal uitlopen.

Broeder en zuster, de schetsen, of toestanden die ik daarnet aanhaalde, zijn gekend, en modern. En Gods oord lijkt verouderd en onbruikbaar geworden. Waarom? Omdat de Bijbel geldt van eeuwigheid tot eeuwigheid! En hoe, lezen wij, reageert Christus op die toestanden?

‘… en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen die geen herder hebben.’

Dat zegt de evangelist Marcus.

Opvallend hoe die zogezegde ‘verouderde’ taal, onze moderne toestanden met gemak kan aanpakken, niet? En Mattheüs schrijft: ‘… en Hij werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken…’

‘met ontferming bewogen’: dit wil zeggen: het beroerde hem in hart en nieren.

Jezus bekijkt ons niet in de eerste plaats als bedrijvers van onrecht, niet als wetsovertreders, niet als dwarsbomers van Zijn plannen. Jezus bekijkt ons als verloren schapen…, heel dikwijls zelf niet wetende dat zij verloren zijn…, niet wetende welke richting zij uit moeten…, of misschien de schuld van dat verloren- zijn op elkaar willen schuiven…

Psalm 130:1 luidt: ‘Uit de diepten roep ik tot U, o Here. Here, hoor naar mijn stem, laten Uw oren opmerkende zijn op mijn luide smekingen…’

Deze psalm is geschreven vanuit een welbeseffen van diepte.

Toestanden, zijn gekend, maar Jezus zegt: ‘Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen.’

Jezus weet heel goed wat zijn zending voor Hem betekent.

Het gaat Hem door merg en been dat Hij die herder zal moeten zijn.

Reeds daar, toen Hij de scharen toesprak, en bij de spijziging van de vijfduizend, was Hij bewust bezig de weg van Golgotha te gaan…

Golgotha is niet een samenloop van omstandigheden. Golgotha is het grootse plan van god, waarbij Hij Zijn volmaakte Zoon onder de mensen stuurde, Hem liet kruisigen en ter dood brengen in menselijke ellende… En het is MIJN ellende die Hij daar aan het kruis heeft gedragen…

Broeder en zuster, wat mij telkens opnieuw bezighoudt is die tegenstelling, en alle onbekende schakeringen van tegenstelling tussen de lijdende en gekruisigde Messias, en de met alle rijkdom en luister bekleedde Messias.

Jezus kon op elk ogenblik een einde maken aan Zijn lijden, maar Hij ging bewust de weg naar Golgotha.

Denkt aan het verhaal van de gevangenneming, Getshemané, bij de rivier Kedron. Judas, die een peloton soldaten ter beschikking kreeg, komt bij Jezus.

Jezus gaat ze tegemoet, en er ontstaat een gesprek, en Jezus maakt Zich bekend. Wij lezen: ‘Toen Hij den zeide “Ik ben het”, deinsden zij terug en vielen ter aarde.’… maar Jezus ging de weg van Golgotha. Het was ‘Zijn’ gang naar Golgotha, niet de gang die de gevangennemers Hem oplegden.

Wijst dit niet zeer duidelijk op het feit dat er geen macht van het duister is, of Hij is Jezus’ onderdaan.

Jezus werd gevangen genomen: ‘De beker, die de Vader Mij gegeven heeft, zou Ik die niet drinken?’

Jezus werd gevangen genomen, maar het was de weg van de overwinning die Hij ging.

‘Duizenden jaren duurde de nacht der zonde, maar hier zien wij het opkomende licht aan de horizon’

Reeds vanaf het ogenblik dat Hij vastte in de woestijn, tot dat Hij aan het kruis werd geslagen, werd Hij op de voet gevolgd door de haat van de satan. Het goddelijk besluit stond vast: spijts alles wilde Hij onder ons leven, om voor ons te kunnen sterven.

Jezus koos de weg der diepste verloochening in plaats van een gouden koningskroon en de toejuichingen van een schier hysterisch geworden mensenmassa, die zich bij de kruisiging bevond.

Hij koos een doornenkroon.

Hij koos de verachting, Hij koos de gruwelijke kruisdood.

Hij koos opdat wij weer zouden kunnen leven voor de ogen van de Vader. Onbegrijpelijk.

En juist dàt gebeuren, een gebeuren dat de grootste historische feiten in de schaduw stelt, was de Godsopenbaring waarin het volle heil des hemels doorgebroken is.

Jezus werd in de diepte van de eeuwige dood geworpen, man van smarten was Hij, om met ons in Zijn hart, weer op te rijzen.

En wij, gemeente, wat doen wij daarmee? Wat doe ik met de wetenschap en het gegeven dat Gods Zoon mij gegeven werd? Wat doe ik met dat verlossingsaanbod? Zal ik zeggen: ‘Ja, oké, dank u, we horen nog wel van elkaar’? Bekeringsproces in de diepvries? (Voorbeeld van twee geliefden)

Gemeente, mag ik u zeggen, als u ‘ja’ gezegd hebt tot Jezus, ‘ja’ als antwoord op Zijn liefde, Hij u voortdurend vanuit die liefde zal aanspreken? Dus omwille van het kruis. U kunt niet onverschillig blijven, en Hij laat u niet onverschillig! Dat kruis is ook de tere plek in het leven van Christus.

Telkenmale opnieuw wil God u benaderen, niet meer vanuit het harde wetgevend standpunt, maar vanuit het standpunt vader-zoon, omdat u de Zoon-der-liefde aangenomen hebt.

Uw vrijspraak is bewerkstelligd.

Diegene die zei: ‘Ik ben de goede herder, en de goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen’.

Diegene voor wie allen, bij zijn gevangenneming, nog terugdeinsden en ter aarde vielen.

Diegene die uitte de geheimenisvolle triomfkreet: ‘Het is volbracht!’

Deze is het die naar u verlangt.

Beseft dan, gemeente, dat alles wat wij als antwoord tegenover die onmetelijke liefde zouden pogen te stellen, verdiensten, onmiddellijk in het niets verdwijnt. Moeten wij, met het besef van Gods onpeilbare liefde, niet belijden: ‘ Ja, Heer, hier sta ik met lege handen, en alles wat aan mij kleeft is vuil. Neemt mij de dingen uit handen, Heer, neemt mij, breekt mij, formeert mij, gebruikt mij…’

Gemeente, vandaag hebben wij die verschillende gestalten van Jezus gezien:

Jezus, de Goede Herder,

Jezus, de Almachtige,

Jezus, Man van Smarten,

Jezus, de Overwinnaar,

Jezus, de Zoon Zijner liefde.

In al Zijn gestalten wil Hij zich aan u openbaren. Mag ik u op het hart drukken dankbaar open te staan voor de gehele persoonsopenbaring van Christus?

Amen.