Galaten 5

Schriftlezingen: Galaten 5: 1-15

Psalm 146

Thema: ‘Vrijheid in Christus, besnijdenis, de gemeente’

Broeder en zuster in Jezus,

Als u met iemand in gesprek bent, die, zonder dat u het weet, een volgeling van Jezus Christus is, dan zal dat waarschijnlijk niet lang duren, of u zult het wel weten.

Zou het ‘Christen zijn’ van iemand verborgen kunnen blijven voor een medechristen? Ik denk het niet.

En zo kunt u opeens, en onverwacht, een gesprek hebben dat vol leven en vol blijdschap is en ook heel leerrijk.

-Hoe beleven wij ons geloof?

-Wat zijn de gewoontes in de gemeente die ik regelmatig bezoek?

-Waar liggen de accenten bij de verkondiging?

-Wat is de aanpak van het zendingswerk?

-Verschillende ideeën over eenzelfde aspect.

-Verschillende manieren van ‘uitdragen’ van het Evangelie.

-Verschillende culturen en afkomst.

Kortom: verschillende mensen!

Geliefde broeder en zuster, wij zijn allemaal van elkaar verschillend. Maar weet u wat het énige is wat u allemaal gemeenschappelijk hebt? Dat is dat gij allemaal, stuk voor stuk, uniek zijt… En daarenboven ‘geschapen naar Gods beeld en gelijkenis’.

En dan mag het liefdelijk en wonderlijk heten, dat, hoe uniek of hoe verschillend wij ook zijn, wij vandaag kunnen vergaderen, hier, in de liefde van Jezus Christus.

Prachtig, gemeente, dat de liefde van Jezus Christus, én de vrijheid die wij daardoor hebben, ons hoogst geprezen goed mag zijn.

En daar, zo schrijft Paulus, moeten wij ‘waakzaam tot het uiterste’ over zijn.

De vorst van de duisternis ligt op de loer, en zou niet laten om verdeeldheid en verwarring te zaaien om onze ‘vrijheid in Christus’ te ondermijnen.

Daarnet hebben wij een stukje uit de Galaten gelezen. Galatië is een vrij groot gebied, dat zich te midden het huidige Turkije bevindt. Het omvatte Phrygië, Pisidië, Lycaonië en Pontus.

De gemeente ‘Galatië’ bestond in de dagen van Paulus uit mensen van heel verschillende herkomst.

Daar waren er die van jong saf aan opgevoed waren in het Joodse geloof en ij de Joodse tradities. Anderen, en dat was vermoedelijk de meerderheid, kwamen uit een veelheid van vertakkingen uit het heidendom, en konden als jonge ‘Christenen’ beschouwd worden.

En dan is het begrijpelijk, en bijna vanzelfsprekend, dat die jonge gemeente die vrijheid-door-Jezus Christus niet goed kon plaatsen of hanteren.

Er waren vragen gerezen bij de Galaten.

Zoals deze: ‘Moeten Christenen, die uit het heidendom bekeerd zijn, ook doen wat Joodse Christenen van hen verlangen? Namelijk: moeten ook zij zich laten besnijden?’

Weet u, in onze dagen kunnen er ook nogal eens gedachtenwissels zijn, bijvoorbeeld over ‘de doop’…

Bij de Galaten was dat iets erger. Het onderwerp ‘besnijdenis’ was echt wel een ‘heet hangijzer’ geworden. En haast nergens in het Nieuwe Testament wordt Paulus zo fel met zijn ‘neen!’

‘Neen’, zegt Paulus, ‘Staat op uw vrijheid’, ‘Christus heeft u vrij gemaakt, laat u niet opnieuw onder het slavenjuk brengen!’

Gemeente, als dàt geen Nieuwtestamentische klanken zijn…

Paulus brengt het heel duidelijk naar voor: ofwel laat ge u besnijden, maar dan is Christus u niet tot nut, en bent u aan de wet gebonden, ofwel u gelooft in Hem, en dus laat u zich niet besnijden. Er valt geen tussenweg of compromis te vinden.

Dat hete hangijzer brengt de Galatische gemeente in groot gevaar.

Ze waren goed op weg. Nieuw leven in Christus betekent vrijheid. Alle afgoden waar zij eertijds aan gebonden waren, konden zij gewoon van zich afschudden.

Maar: daar hebben zij dan plotseling een open afgrond voor hen, dat ‘hete hangijzer’, en ze zijn nog net niet over de rand.

Paulus, die de gemeente bezielt en koestert, blijft er niet onbewogen bij. Hij houdt het geloof wel vast: ‘de bewaarder van Israël sluimert noch slaapt’… Maar die onruststokkers… daar voelt hij zich niet goed bij…

‘Luistert naar mij’, zegt Paulus. ‘Ik ben een apostel van Christus, luistert niet naar die opruiers.’

Als u vers 12 aandachtig leest, dan zult u merken dat Paulus wel ‘heel erg kwaad’ is.

Gemeente, de reactie van de 21e eeuw is: ‘Moet Paulus zich daar nu zo druk om maken?’

Wij houden niet meer van sterk afgelijnde voorschriften.

‘Wie dat wil, ja, laat hem begaan, er zijn wel andere dingen voor ons om ons druk over te maken.’ Of ‘Trouwens, is de hele zaak daar niet te onbeduidend voor?’

‘Onbeduidend’, zo kon je de zaak bij de Galaten niet noemen. Het kan best, dat juist bij een klein ding, ogenschijnlijk niet ‘zo belangrijk’, een gemeente gaat schudden op haar grondvesten. Als iedereen aan zijn eigen gelijk vasthoudt, kan het even moeilijk worden.

Ach, gemeente, als er tussen Gods kinderen een menselijk ‘zootje’ ontstaat: God zorgt voor Zijn kinderen… ‘De bewaarder van Israël sluimert noch slaapt’. Gelukkig maar…

De besnijdenis: Paulus en alle Jodenchristenen waren besneden. Timotheüs, die uit een Joodse moeder was, heeft zich, met instemming van Paulus, laten besnijden. Wie als Jood dat gebruik wil volhouden, kan best zijn gang gaan…

Belangrijk is dat wij beseffen dat het, inde dagen van Paulus, maar evenzo in onze dagen, het voor God niets uit maakt of u besneden bent of niet. Maar toen reeds, en nu nog steeds, de vraag: ‘Wat betekent Christus voor u?’ ‘Draagt u de Messias, de Zoon des mensen, de Zoon Mijner liefde, in het hart?’, ‘Gelooft u in hem?’

Uit dat Bijbelstukje komt onherroepelijk de vraag: ‘Wat zit eraan vast als mensen binnen de gemeente dingen aan elkaar gaan ‘opleggen’?’

-Bijvoorbeeld: besnijdenis

-Bijvoorbeeld: tienden afstaan

-Bijvoorbeeld: vlees derven op vrijdag

-Bijvoorbeeld: de gave om in tongen te spreken

Dan wordt het juist wel belangrijk.

Dan wordt dat zogezegd tot een ‘ijk’ van de ware Christen. Of een etiket, een keurmerk. Weet u: bij de Heer vallen die etiketten weg.

Daar, tegen die etiketten, komt Paulus zo fel tegen in het verweer. Paulus predikt het hoogste Christengoed; vrijheid in Jezus Christus tegenover de opgelegde keurmerken. We ‘zien’ de bezorgdheid van Paulus.

-Wie wordt in de gemeente geaccepteerd, en wie niet?

-Wat is de maatstaf daarvoor?

-‘Allerlei keurmerken’, en als je dat ene niet hebt, word je niet aanvaard…

Gemeente, het gaat er niet om dat over ‘besnijdenis’ of over ‘tienden’ niet gesproken zou mogen worden. Ik denk niet dat de Bijbel taboe-sferen zou opleggen. Maar als zulke dingen maatstaf of parameter of paspoort gaan

Worden voor de ware Christen: dan brengt dat onrust, dan is dat een fout paspoort.

Begrijpen wij nu beter de bezorgdheid van Paulus?

Galaten: Christenen werden ‘gekeurd’ naar iets wat NIET de maatstaf is, en dan nog bijzonder willekeurig. En ’t is maar de vraag of er binnen de gemeente, van ‘keuring’ spraken mag zijn…

Galaten: ‘Bent u besneden?’ Dan bent u een ‘voornamer’ Christen… Maar de liefde tot de naaste, en dat staat toch ook in de wet, daar maakten ze zich niet druk over…

Terwijl die woorden van vers 14 toch zo vanzelfsprekend zijn: ‘Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelf’.

Laat ons even nadenken over die ‘vrijheid’’.

Is ‘besnijden’ het kenmerk? Of is ‘spreken in tongen’ het kenmerk? Dat is iets dat je zelf doet of gedaan hebt. Persoonlijk is da iets waarover wij ons de vraag zouden moeten stellen: ‘Is het de Heer, die mij daarover aanspreekt?” Broeder en zuster, gaat in gebed, dat is belangrijk.

Laten wij mekaar niet veroordelen of beoordelen naar onze menselijke kenmerken of naar onze menselijke keurmerken. Deze zijn niet maatgevend. Deze zijn verre van toereikend.

Belangrijk is hoe God u en mij ziet, met daarbij het besef dat God ieder van ons ziet als ‘volmaakt in Jezus Christus’.

Niet wat u en ik presteren is als eerst belangrijk, maar wat Hij in de Heer Jezus voor ons heeft gedaan.

Paulus maakt zich druk over de besnijdenis, omdat de Galaten zelf er zich druk over maken. En zo een weg op gaan die hen weg voert van het enige dat geldt: het geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus.

En zo kunt u in de kerken van de 21e eeuw veel veel veel dingen zien die afleiden van hetgeen dat geldt…

Mijn broeder en zuster, als wij vergaderen in de liefde van Jezus Christus, dan komt alles wat wij zijn of alles wat mij meedragen op de tweede, of op de derde of op de tiende plaats… of het komt gewoon niet ter sprake: geen naam, geen status, geen afkomst, geen keurmerk, geen populariteit of deftigheid…

Als God u aanspreekt, dan is dat alleen door uw geloof, niet bijvoorbeeld omdat u kerkwerkzaamheden verricht.

Paulus kan over geloof niet praten dan alleen op een persoonlijke manier, en met een persoonlijke betrokkenheid.

En tegenover alle drukdoenerij van de Galaten zat hij het ontvangende:

Geloof, dat is verwachten.

Geloof, dat is uitkijken naar beterschap en redding.

Geloof, dat is blijdschap hebben in wat misschien nog niet is, maar wat komt…

Maar… geloof doet ook leven.

Het komt in actie. De vrijheid van alle keurmerken en voorschriften is geen niets doen. Geen doelloos bestaan. Het is een vrijheid die u lichtvoetig maakt, en van Godswege krijgt u het nodige, de wijsheid, de aanpak, om in Zijn wijngaard te gaan werken.

Dat wordt uitgedrukt in onvergetelijke en glasheldere woorden, die wij op geen andere plaats in Gods Woord terugvinden: ‘… het geloof, door liefde werkende…’

Geloof krijgt handen en voeten in de liefde. Het is als een soort energie van God uit, naar de ander toe, naar God terug…

Als iemand ons flink en liefdevol helpt als wij in nood zijn, dan zijn wij die persoon dankbaar, maar laat ons ook beseffen dat dat een wisselwerking is van Gods liefde.

Waar die ‘keuring’ is, zo van: ‘klopt het wel met jou langs mijn liniaal?’ of ‘leeft u wel keurig?’’… Anders hoor je er niet bij…’

Waar is dan de liefde die de ander aanvaardt en ondersteunt? En die bereid is om een ander wat bij te sturen?

Waar is dan de liefde, die met zorgzaamheid en medeverantwoordelijkheid naar de ander gaat?

Waar de liefde niet is, daar is een geloof zonder ademhaling en zonder energie.

Wat niet werkt door de liefde verschraalt, het staat open voor allerhande infecties, het meest radicale verval, en is voor de diepste verlorenheid. Liefde is uw sterkte, weet u… Liefde overwint bijvoorbeeld roddel en achterklap…

Broeder en zuster, is dat in onze opgejaagde wereld niet ‘vreselijk’ actueel?

Als ik voor u mijn handen niet wil utsteken,

Als ik voor u geen enkele inzet heb,

Of als ik u niet eens wil zien,

Dan dus ik niet u erbuiten, maar dan duw ik mezelf erbuiten.

… geloof, door de liefde werkende… dat is geen keurmerk of beoordeling, maar dat is leven in overvloed van ruimte, dat is ademhalen in overvloed aan frisse lucht.

Weet u wat Paulus het ergste vindt als die keurmerken voorop worden geplaatst? Laten wij dat maar eens rustig over ons heen gaan:

Vers 11 in de NBG-vertaling zegt: ‘Dan is immers het aanstotelijke van het kruis van kracht beroofd.’

De Statenvertaling is volgens mij nog meer sprekend: ‘Zo is dan de ergernis des kruises vernietigd.’

Dat ‘aanstotelijke’ of die ‘ergernis’, wat wordt met deze woorden bedoeld?

Het afschuwelijke lijden, de afschuwelijke dood, om mijnentwil, en uit liefde: daar hebben wij het moeilijk mee. Omdat die liefde ‘onverdiend’ is.

De liefde die van dat kruis uitstraalt: daar willen wij altijd rekening mee houden. In onze daden. In gelijk wat.

Maar als dat kruis ons niet meer irriteert, als dat kruis in ons geen verzet meer oproept of ons niet meer ‘dwars zit’, dan werd Hij, wat ons betreft, daar voor niets gekruisigd.

Het kruis van Golgotha, en de prijs die bij deze betaald werd, betekent dat ons leven, èn onze toekomst, èn ons geaccepteerd worden, èn onze vrijspraak uit onze handen gegeven zijn? Bij bekering is dat gebeurd.

Mijn broeder en zuster, God geeft leven.

God opent de toekomst.

God spreekt ons vrij.

Hij aanvaardt en bewaart ons!

Geen besnijdenis, geen goed-kerkelijk-doen, geen wereldsolidariteit doet daar iets aan, noch voegt daaraan toe.

Gemeente, ik geloof dat wij het begrepen hebben: het is niet de boodschap van het keurmerk die gebracht moet worden, niet de boodschap van religieus perfect zijn, ook niet de boodschap van een bepaald leefpatroon, al bidden wij opdat wij elkaar in die dingen goed zouden begrijpen.

Maar de boodschap, de werkelijke boodschap is: uit ons bankroet naar het leven, het echte leven, in Jezus alleen.

Dat kunt u alleen maar ontvangen.

Daar kunt u alleen maar op hopen.

Wij worden er stil van, en het is sterk open naar de medemens:

’t heeft voeten om op weg te gaan.

’t Heeft handen om uit de mouwen te steken.

’t Heeft inzet en kracht om telkens weer verder te gaan, en dat van Godswege.

‘Geloof, door de liefde werkende.’

Als wij dat niet hebben, gemeente, en met hoeveel keurmerken ook, staan wij net gelijk toendertijd de Galaten…: op de rand van de afgrond.

Maar wij vertrouwen: wij leven van genade. En ons verlangen is zo met elkaar te kunnen omgaan:

In de beweeglijkheid van de vrijheid.

In de gebondenheid van Gods liefde.

Amen.